`Soms is sanering pure verspilling`
Voor een schoner milieu schroomde Jan Cleij niet om aan te schoppen tegen
bureaucratie en ineffectief beleid. Dertig jaar lang. Nu neemt hij afscheid als
directeur van de Milieudienst Amsterdam. 'Je moet een bedrijf keihard afrekenen
op zijn daden.'
DRS. AN CLEIJ, directeur van de Milieudienst Amsterdam, heeft alle
milieuministers meegemaakt. In de jaren zeventig Stuyt en Vorrink. Later de
liberalen Ginjaar, Winsemius en Nijpels. En daarna Alders, De Boer en Pronk van
de PvdA. Menig keer lag hij in de clinch met hun regels.
Nu gaat hij met pensioen. Hij moge dertig jaar lang zijn opgekomen voor een
beter milieu in Amsterdam, zijn boodschap was landelijk, en klonk luid: de
rijkswetten vormen een mistig woud van ingewikkelde, tegenstrijdige regels die
in de praktijk vaak niet werkbaar zijn.
'Verschillende diensten streven verschillende doelen na, wat tot niet te
handhaven situaties leidt en onzekerheid voor de ondernemer', zegt Cleij. 'Het
is eigenlijk een wonder dat we de regels nog kunnen uitvoeren.'
En gevaarlijk is het ook. Een voorbeeld. 'De brandweer eist dat een brandslang
in een discotheek op een toegankelijke plek hangt, zodat je er in geval van nood
snel bij kunt. Politie en bouwtoezicht willen echter vanwege de openbare orde de
slang juist uit zicht hebben, zodat de bezoekers er niet mee aan de haal gaan.
Dit kan tot grote risico's leiden. Het misverstand is dat we elke keer denken
dat meer gedetailleerde regels het probleem oplossen.'
Simpelere voorschriften zijn noodzakelijk, globalere, waardoor de ondernemer
meer keuze krijgt. De overheid moet een doel stellen, en de ondernemer moet zelf
bekijken hoe hij dat doel realiseert. 'Dat betekent allerminst een versoepeling
van de milieuregels. Integendeel, zou ik zeggen. Je moet een bedrijf keihard
afrekenen op zijn daden en niet op goede voornemens. Want de weg naar de hel is
geplaveid met goede voornemens.'
Regelgeving met louter doelvoorschriften werkt al bij grote multinationals, die
moeten tonen dat ze milieugrenswaarden niet overschrijden. Volgens Cleij kan het
model ook vruchten afwerpen voor een stad met bonte bedrijvigheid als horeca,
drukkerijtjes en houtwerkplaatsen. Tot meer bureaucratie zal het volgens hem
niet leiden. 'De meeste ondernemers kunnen volstaan met de aanschaf van drie
brandblussers. Andere moeten akoestisch onderzoek doen en isolatie aanbrengen.
De inspectie controleert dat terdege.'
Cleij meldde zich in 1969 bij de gemeente Amsterdam. De Groninger werkte als
organisch chemicus bij de research-afdeling van een klein chemiebedrijf dat
ionenwisselaars voor waterzuivering en luchtreiniging maakte. 'Een tik van het
milieu had ik al. In de chemie was veel deskundigheid, die niet werd begrepen
bij de overheid. De kloof tussen bedrijfsleven en overheid was groot in die
tijd.
'Ik stoorde me aan de knullige houding van de overheid, vooral in de Progil-zaak
eind jaren zestig in Amsterdam. Dat ging om een zwavelkoolstoffabriek die uit de
haven werd geweerd. Dat gebeurde zonder veel kennis van zaken en meer uit
emotionele gronden dan uit rationele overwegingen. Burgemeester Samkalden zei
mij toen: 'We mogen best bedrijfsvestigingen verliezen, maar doe het deskundig
en integer.'
Een trap moet je van boven naar beneden vegen, zegt Cleij. De afgelopen dertig
jaar pakte hij eerst urgente, grote vervuilingsbronnen aan - zwarte grachten,
smog - en vervolgens de kleinere zaken. In al die jaren is het Cleij duidelijk
geworden dat het bedrijfsleven vaak al bij voorbaat gaat sputteren over de
kosten van milieumaatregelen.
'In de economische realiteit zijn die kosten echter peanuts, ook in de horeca,
want daar wordt veel geld verdiend. Daarom gaat tweederde van de bedrijven
zonder pruttelen na zachte drang aan de slag', zegt de directeur, terwijl hij
nog niet gepubliceerde cijfers over tafel schuift. In het jaar 2000 controleerde
de milieudienst vijfduizend keer, wat in zestienhonderd gevallen tot een
aanschrijving leidde waarbij de ondernemer werd gesommeerd maatregelen te
treffen. 'We moesten 250 keer een dwangsom opleggen, maar, kijk eens: 1350 keer
deed het bedrijf netjes wat we voorschreven.'
Dat neemt niet weg dat vooral de Amsterdamse binnenstad lawaaiig is. 'In de
zomer schieten ze een kanon af bij het Scheepvaartmuseum, en niemand die het
hoort. Er hangt een herriesluier over de stad, niet zozeer afkomstig van
bedrijven, maar vooral van de mensen en het verkeer. Een feestende menigte neemt
nu eenmaal niet het geluidswerende plafond mee naar buiten.' De herrie van
Schiphol is ook toegenomen. 'We kunnen een ondernemer in Buitenveldert tussen
twee vliegtuigen door niet meer uitleggen dat hij aan geluidseisen moet voldoen,
want die kerel verstaat je niet eens.'
Schiphol dreigt sowieso uit de klauwen te groeien, vindt de man, die tegen de
zin van de gemeentelijke bestuurders opdracht gaf de geluidshinder niet te
berekenen, maar te meten. 'Zonder twijfel is Schiphol een economische factor,
maar de vraag is of de grens niet is bereikt. Een twee keer zo groot Schiphol
brengt niet zomaar twee keer zoveel geld in het laatje. Iemand die niet
gehinderd wordt door belangen - dus geen Rijks Luchtvaart Dienst of zo - moet
mij nog maar eens voorrekenen of al die transfervluchten lucratief zijn.'
Het steekt Cleij bovendien dat van de 'autoluwe binnenstad' - bijna tien jaar na
het veelbesproken referendum daarover - weinig is te merken. 'Ondanks een
fijnmazig net van tram en bus in Amsterdam, wat vermoedelijk in geen stad ter
wereld van deze omvang wordt geëvenaard, zijn de Amsterdamse straten even
verzadigd met verkeer als weleer.'
Toch is Amsterdam zonder twijfel schoner geworden, aldus Cleij. Het stinkt
minder, het water is zuiverder en vooral: de bodem is schoner geworden.
Aan zijn onorthodoxe visie op de bodemsanering dankt de directeur zijn bijnaam:
Jan Leeflaag. Begin jaren negentig bond Cleij de strijd aan met het ministerie
van Milieubeheer, dat vond dat alle vervuilde grond tot de laatste molecuul
verontreiniging moest worden afgevoerd. Cleij achtte dat beleid onwerkbaar. 'Je
moet kijken naar de bestemming van een vervuild terrein', legt hij nog maar eens
uit. Zijn beleid werd gezien als een versoepeling van de normen, maar dat is het
niet. 'De volksgezondheid mag nooit gevaar lopen, en verspreiding van de
vervuiling moet je altijd tegengaan.'
Maar een parkeerterrein hoeft minder schoon te zijn dan een weiland en de Dam
wordt nooit natuurgebied. Voor veel tuintjes voldoet een schone laag grond van
anderhalve meter (de leeflaag). En dan de wegen. Cleij: 'In Amsterdam zijn alle
wegen dermate vervuild met lood en teer (pak's) dat ze eigenlijk moeten worden
afgegraven. Maar dan zijn ze binnen vijf jaar weer vervuild met pak's. Een
dergelijke sanering is ondoelmatig en niet duurzaam. Kortgezegd: verspilling.'
Na jarenlang gekrakeel over het bodemsaneringsbeleid bond VROM in, en vandaag de
dag is het functiegerichte saneren volgens de visie van Cleij het credo van het
bodembeleid. Cleij liet ook eerst historisch onderzoek verrichten in plaats van
onderzoekers lukraak met de grondboor te laten prikken. Zo lokaliseerde de
milieudienst teervervuiling bij vergeten scheepswerven en kwikbolletjes bij een
antieke spiegelfabriek.
Ook grote saneringen verlopen vandaag de dag rationeler. De Volgermeerpolder in
Amsterdam-Noord wordt ingepast in het landschap; bacteriën aan de buitenzijde
van de giflocatie vreten gestaag de verontreiniging weg. 'De tijd doet het
werk.'
Bij de sanering van de Diemerzeedijk, dat een park moet worden bij de nieuwe
wijk IJburg, gebruikt men licht vervuilde grond en slakken van de
afvalverbranding om het terrein te egaliseren. Typisch Cleijsiaans is de
redenering: er ligt daar vijftigduizend ton chemisch afval. Licht vervuilde
grond en avi-slakken voegen daar slechts 0,001 procent vervuiling aan toe.
Toch liep Cleij, net voor zijn pensioen juist met die Diemerzeedijk 'een kras op
de ziel' op toen twee weken geleden zeven ordners met tweeduizend vel
proces-verbaal werden binnengebracht. De Milieuinspectie bekritiseert de wijze
waarop de stort van avi-slakken is toegepast. 'Pure onkunde, bureaucratie en
amateurisme. Dat een slimme vogel als Pronk zich zó laat misleiden', foetert
Cleij.
'De Milieuinspectie meent dat we een vergunning hadden moeten afgeven, terwijl
wij denken dat een melding volstond'. Ook de lozing van regenwater van de
Diemerzeedijk op het IJmeer in een weekend dat het voortdurend hoosde, wordt
Cleij aangewreven. 'Ik kon Onze Lieve Heer niet tot beter weer bewegen', zegt de
directeur, die dit akkefietje nog grondig zal afhandelen. Ze zijn nog niet van
Jan Cleij af.
Bron: Trouw