Een nieuw tijdperk voor de grondsanering

27-1-1997

'Opruimen die troep' was het motto voor vervuilde grond in de jaren tachtig.
Maar alle bodemvervuiling ongedaan maken bleek te duur. Dat is volgens de
overheid ook niet meer nodig. Bestuurders in Nijmegen en Friesland namen een
voorschot.
In Nederland wordt weer gebouwd op verontreinigde grond. Dat gebeurt met
hartelijke instemming van provinciale - en gemeentebestuurders. Intussen gaat de
discussie over de vraag of de norm voor het gebruik van ernstig vervuilde grond
niet nog iets meer kan worden verruimd. “De opvatting in het verleden was dat
alle verontreiniging weg moest. De afgelopen paar jaren zijn we pragmatischer
geworden. Bodemsanering blijkt vreselijk duur en je kunt je afvragen of het voor
het milieu altijd noodzakelijk is”, zegt beleidsmedewerker D. Moet van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Deze omslag krijgt vrijwel onopgemerkt vorm, maar betekent een breuk met het
verleden. In 1980 ging er een schokgolf door het land. Een door de bewoners
afgedwongen bodemonderzoek had aangetoond dat in het Zuidhollandse Lekkerkerk
een complete nieuwbouwwijk op gifgrond was gebouwd. De conclusie luidde: alles
afgraven. Dat liet de toenmalige Milieuminister L. Ginjaar doen. Vijf jaar nadat
bewoners op het gemeentehuis hun verontrusting hadden laten blijken, waren de
autoriteiten in actie gekomen.
Al gauw bleek dat Lekkerkerk niet op zichzelf stond. Op alle mogelijke plaatsen
in Nederland was giftige, althans zwaar verontreinigde grond gedumpt. Zonder
vergunning, zonder toezicht. In weer andere gevallen bleek onder een
bedrijfsterrein jarenlang - soms zeer - gevaarlijk afvalwater te zijn geloosd.
De Volgermeerpolder bij Amsterdam (vaten met o.a. dioxinen); de Coupépolder bij
Alphen aan de Rijn (vaten vol allerlei chemisch afval) ; de Steendijkspolder in
Maassluis (vervuild havenslib); het AaGrunol-terrein bij Groningen
(landbouwgif); en Philips Duphar in Naarden (giftig chemisch afval) - het is
slechts een korte opsomming. Het was ook de tijd dat hier en daar een
'afvalboer' door de (milieu)politie werd gepakt en later door de rechter
veroordeeld. Zoals W. Kemp in Hazerswoude. Hij was dag en nacht op pad om
overheden en bedrijven van zwaar vervuilde grond of 'ongemakkelijke rotzooi' af
te helpen.
De VNG typeert de aanpak in Lekkerkerk als 'snel de troep opruimen'. Vluchtige
berekeningen van destijds gaven de bestuurders het idee dat al het vuil in of op
de Nederlandse bodem voor ongeveer één miljard gulden kon worden opgeruimd. In
1989 werd evenwel vastgesteld dat in Nederland niet minder dan 100.000 lokaties
zijn waar sprake is van “ernstige verontreiniging”. De kosten voor de sanering
kwamen uit op 100 miljard gulden. “De problematiek is te omvangrijk om alleen
door de overheid te worden gedragen en te worden opgelost binnen de termijn van
een generatie”, staat in een vorige week naar alle gemeentehuizen verstuurd
'werkboek' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het zijn instructies met
de titel: 'Actief bodembeheer'. En wat in dit verband 'actief' inhoudt legt
VNG-beleidsmedewerker Moet uit. Het betekent iets heel anders dan “alles
schoonmaken”, zegt hij. “Je zou kunnen zeggen dat Nederland op enkele plaatsen
zwaar vervuild is. Maar in feite hangt over 't hele land een dikke grijze
sluier. Vraag één is: moeten we wel iets doen?”
Volgens Moet is het projekt 'Bever' voor het 'moderne' saneringsbeleid van groot
belang. De naam staat voor 'beleidsvernieuwing bodemsaneringsbeleid', een vorig
jaar gestart overleg tussen onder meer provincies, gemeentes, inspecties,
afvalverwerkers, en milieuorganisaties. Hierbij gaat het roer om.
Vereenvoudiging van procedures en van het verplichte bodemonderzoek staat
bovenaan. Dan komt de vraag: moet er wel gesaneerd worden. Zo ja, wat is dan het
meest logische moment en welke kwaliteit willen we. “De laatste, niet
onbelangrijke vraag is wie het allemaal gaat financieren”, aldus Moet. Volgens
hem bestaat er bestuurlijk zo'n beetje overeenstemming over het loslaten van de
strenge normen waardoor wat meer vuil in de bodem blijft zitten. Ook als er op
gebouwd gaat worden, al mag “de volksgezondheid nooit in gevaar komen”, zegt
Moet geruststellend. A. van Pelt van de Stichting Natuur en Milieu corrigeert:
“In Bever discussiëren we nog.”
Na de berichten over bodemvervuiling in de jaren tachtig werd in de eerste
plaats vanuit 'Den Haag' beterschap beloofd. Er kwam onder meer wetgeving in de
vorm van de Wet Milieubeheer, en later de Wet Bodembeheer met bepalingen,
bedoeld om verontreiniging terug te dringen. Maar de recente gang van zaken in
Nijmegen en in Friesland bij het verwijderen van gifgrond wijzen uit dat beide
overheden de regels aan de kant schoven. Deze praktijk sluit aan bij de
resultaten van een in 1995 en 1996 verricht onderzoek van de Milieuinspectie van
het ministerie van VROM. Het betreft een zogenoemd 'keten-onderzoek' waarbij de
milieuspeurders zijn nagegaan waar precies in het langdurige proces van
ontgraven, afvoer, (tussen)opslag, hergebruik en de verwerking van
verontreinigde grond “lekken” kunnen ontstaan. Anders gezegd: waar 'illegale
handelingen' mogelijk zijn. Van belang hierbij is dat het in alle gevallen om
bodemsaneringen ging die gemeenten of provincies in eigen beheer, dus zonder
rijksbijdragen dienden uit te voeren.
Het ging vaak mis, zo blijkt uit het onderzoek en het lijkt er sterk op dat de
milieuschandalen uit de jaren tachtig eigenlijk niet zoveel indruk hebben
gemaakt. De Milieuinspectie onderzocht 25 concrete zaken en slechts in drie
daarvan ging het goed. In zestien gevallen van bodemsanering werden
“daadwerkelijk fouten” geconstateerd, bij zes zaken moesten de milieuinspecteurs
vraagtekens plaatsen. “Het onderzoek is gericht op het verkrijgen van inzicht en
niet op het aanpakken van eventueel geconstateerde overtredingen. Aanpak daarvan
valt buiten het kader van dit onderzoek”, staat in het rapport.
De belangrijkste conclusie werd voorzichtig geformuleerd: “Op veel momenten in
de keten van omgaan met verontreinigde grond vanaf bodemsanering tot
eindverwerking zijn er mogelijkheden voor onjuiste handelingen”. De
Milieuinspectie kwam een aantal keren valsheid in geschrifte,
belangenverstrengeling, en verregaande slordigheid tegen. Enkele hiervan worden
- anoniem - weergegeven in het rapport. “Illegale handelingen zijn lucratief en
eenvoudig uitvoerbaar”, aldus het rapport. Vastgesteld werd ook dat het toezicht
door provinciale of gemeentelijke overheden soms geheel ontbreekt of vaak
gebrekkig is.
Andere onderzoeken versterken de indruk dat sommige overheden een voorschot
wilden nemen op de versoepeling van het beleid. In een vorige week verschenen
rapport van het management consultancybureau Coopers en Lybrand krijgen het
provinciaal bestuur van Friesland er flink van langs. Onderwerp van het
onderzoek was de gang van zaken bij enkele grote depots voor vervuild baggerslib
in Wartena en in Heeg. “De kwaliteit van het bevoegd gezag was in vele opzichten
onvoldoende”, aldus het rapport. Vergunningen werden niet afgegeven en als er
wel een dokument aanwezig was, bleek het verkeerde. Toezicht op de depots was er
niet of nauwelijks: “Het zicht op de slib- en grondstromen is in belangijke mate
verloren gegaan. Veldcontroles blijven achterwege”. Dat er in die situatie
illegaal werd gestort zal niemand verbazen. Over de storting van een partij
baggerspecie in het depot te Heeg (het eiland Gouden Bodem) meldt het rapport
dat “voor deze partij toestemming is verleend zonder dat achteraf kan worden
getoetst of dat terecht is geweest c.q. of storting daadwerkelijk heeft
plaatsgevonden”. Justitie in Friesland onderzoekt momenteel een aantal van deze
feiten, waarbij ook de rol van de ambtenaren nader onder de loep wordt genomen.
In Nijmegen leidde een langdurig onderzoek van het Openbaar Ministerie de
afgelopen weken tot een openlijke ruzie tussen het parket in Arnhem en de
burgemeester van Nijmegen. Beide partijen zeiden zich gekwetst te voelen.
Justitie legde in twee jaar niet minder dan 44 dossiers aan waaruit zou blijken
dat Nijmegen vijf jaar lang heeft “gesjoemeld” met vervuilde grond. Hier werden
ten onrechte zogenoemde 'schone grond verklaringen' voor afgegeven waardoor
gebruik op (woning)bouwterreinen mogelijk werd. Transporten van vervuilde grond,
waarvoor een ontheffing van de provincie vereist is, werden helemaal niet
gemeld. De gemeente heeft hierdoor 12 miljoen gulden per jaar bespaard. Volgens
het OM handelden de ambtenaren met medeweten van het gemeentebestuur, maar
burgemeester d'Hondt ontkent dat in alle toonaarden. Vorige week veroordeelde
het provinciaal bestuur van Gelderland de handelwijze van het stadsbestuur in
scherpe bewoordingen: ,Met het oog op haar voorbeeldfunctie had de gemeente
zorgvuldig moeten handelen”. De fouten dienen te worden hersteld, vinden
Gedeputeerde Staten.
Het Openbaar Ministerie dat voldoende redenen zag voor vervolging van de
betrokken ambtenaren (en bestuurders) wordt gehinderd door het 'Pikmeerarrest'.
Het betreft een uitspraak van de Hoge Raad uit 1996 die er op neerkomt dat een
ambtenaar die namens of in opdracht van de overheid handelt en daarbij een
strafbaar feit begaat, niet kan worden vervolgd. Het draait hierbij om het
begrip “in het kader van een overheidstaak”. Minister Sorgdrager (Justitie)
vindt dat de ambtenaar, die in Friesland verontreinigd baggerslib had laten
storten in het Pikmeer, ten onrechte vrijuit ging. Ze liet de Tweede Kamer weten
dat in het hele land reeds 40 vervolgingen tegen ambtenaren en (lagere)
overheden waren opgeschort wegens dit arrest. De procureurs-generaal hebben
inmiddels aangedrongen op verbetering van de wet op dit punt.
“Toepassingen van vervuilde grond zijn tegenwoordig veel ruimer dan een tijd
geleden. Eigenlijk is dat heel kwalijk, pijnlijk ook wel als we de ervaringen
uit het verleden laten meetellen”, zegt Van Pelt van Natuur en Milieu. Volgens
de VNG mag de volksgezondheid niet in gevaar komen, maar de normen blijken
steeds meer te verschuiven. “De discussie gaat nu al over de vraag of we soms
niet boven de maximum waarde kunnen gaan zitten”, zegt Van Pelt. Dat vindt de
VNG een terechte vraag. Moet: “Waarom zou je die grond bijvoorbeeld niet
gebruiken voor de aanleg van geluidswallen?”.
Twee voorbeelden van illegale praktijken
“Een projectontwikkelaar is in de problemen geraakt door tegenvallende sanering.
Het gevolg was dat een flink deel van de vervuilde grond op het (bouw)terrein is
blijven liggen.
Die grond is in strijd met de regels toch gebruikt en tevens is een gedeelte
zonder vergunning afgevoerd naar een puinbreker. Voor dit laatste is
proces-verbaal opgemaakt, de hergebruikte grond is alsnog op last van de politie
afgevoerd. (...) Het vermoeden bestaat dat er tevens een poging gaande was de
kwaliteitsgegevens van de partij grond te wijzigen door een in tweede instantie
ingehuurde adviseur - de eerste wilde daar niet aan meewerken en verdween uit
beeld. Doordat in deze fase de politie al bij de zaak betrokken was, heeft men
het plan niet door kunnen zetten. De conclusie moet zijn dat hier sprake was van
illegale afvoer van grond, het niet saneren volgens het saneringsplan en het
niet in overeenstemming met het beleid toepassen van verontreinigde grond.''
“Een gemeente-ambtenaar geeft aan de hand van eenmalige analysegegevens van
verontreinigde grond bij herhaling een geschiktheidsverklaring af aan een
aannemer in het kader van de Woningwet. De verklaring is voorzien van alle
benodigde stempels en handtekeningen van B. en W. Deze geschiktheidsverklaring
fungeert verder als 'schone grond-verklaring' bij transport en het hergebruik
van de grond bij de aanleg van een talud bij een recreatieplas. Deze afgegeven
verklaringen worden in de loop van de tijd up-to-date gemaakt zonder dat de
ambtenaar nieuwe analyses maakt van de grond en die weer toetst aan de normen in
de wet. Data worden 'geactualiseerd' evenals de analyse-uitkomsten. In deze zaak
werd valsheid in geschrifte vastgelegd.” Bron: Milieuinspectierapport 1995-1996.

Auteur: HARM VAN DEN BERG